- prêter
- prêter [prettee]I 〈onovergankelijk werkwoord〉 〈+ à〉1 aanleiding geven (tot) ⇒ reden geven (tot), stof opleveren (voor)2 uitrekken ⇒ meegeven 〈van stof〉♦voorbeelden:1 une opinion qui prête à discussion • een aanvechtbare meningII 〈overgankelijk werkwoord〉1 verschaffen ⇒ geven, verlenen, schenken2 (uit)lenen3 toeschrijven ⇒ toedichten♦voorbeelden:1 prêter son aide, son appui à qn. • iemand hulp, steun verlenenprêter le flanc à la critique • zich blootstellen aan kritiekprêter la main, les mains à qn. • iemand een handje helpenprêter l'oreille • luisteren, het oor lenenprêter serment • een eed afleggen2 prêter qc. à qn. • iemand iets lenenprêter à la petite semaine • geld lenen tegen woekerrente op korte termijn→ riche3 prêter de l'importance à qc. • belang aan iets hechtenIII se prêter (à) 〈wederkerend werkwoord〉1 toestemmen (in) ⇒ zich voegen (naar)2 zich lenen (tot) ⇒ geschikt zijn (voor)v1) aanleiding geven (tot)2) rekken [stof]3) (uit)lenen4) geven, verlenen5) toeschrijven
Dictionnaire français-néerlandais. 2013.